Theo Wolvecamp
Theo Wolvecamp begon tijdens de oorlog te schilderen en bezocht van 1945 tot 1947 de kunstacademie in Arnhem. Gedurende die periode hielden het Duitse en Vlaamse expressionisme hem sterk bezig. In 1947 vestigde hij zich in Amsterdam en na korte tijd kubistisch gewerkt te hebben, ontwikkelde hij in 1947 een eigen wereld van spontaan neergezette abstracte tekens. Wolvecamp was in 1948 medeoprichter van de Nederlandse Experimentele Groep. Tegen die tijd was hij al druk bezig met experimenteren. Zo gebruikte hij onder andere zand in zijn doeken. In 1949 verliet hij na de tentoonstelling in het Stedelijk Museum de CoBrA-beweging, maar werd in 1951 toch weer lid. Er is weinig werk van hem uit de CoBrA-jaren bewaard gebleven, omdat hij, ontevreden over het resultaat, veel vernietigde. De buitenmens Wolvecamp, die nooit goed heeft kunnen aarden in de stad, keerde na het internationale CoBrA-avontuur, mede op advies van Karel Appel, terug naar zijn geboorteplaats. Vanuit een sterke beleving van de natuur werkte hij daar in afzondering aan een sterk persoonlijk expressionisme met karakteristieke vormen en kleuren, voortbouwend op de tijdens de CoBrA-periode ontwikkelde symbolentaal van vlekken en strepen en wervelende lijnen. Pas in 1967 trad hij met zijn werk naar buiten met een solotentoonstelling in Arnhem. In de daarop volgende jaren werd zijn werk geƫxposeerd op diverse exposities in binnen- en buitenland. Telkens werden deze tentoonstellingen met gejuich ontvangen.