Peter Chinni genoot een indrukwekkende carrière, die begon in de jaren ‘50 van de vorige eeuw en twee continenten beslaat. Hij werd geboren uit Calabrische allochtone ouders in Mount Kisco, New York. Chinni studeerde aan de Art Students League in New York, waar hij de aandacht trok van de Italiaanse criticus/kunsthistoricus Lionello Venturi. Chinni bezocht de Accademia di Belle Arti (Rome), maar verliet deze in 1949 om een studie met schilder Felice Casorati (Turijn) en later met de kubistische beeldhouwer Roberto Melli (Rome) te realiseren. Na twee jaar militaire verplichtingen (Amerikaanse krijgsmacht in Duitsland), werkte Chinni vanuit zijn studio in Manhattan en had hij zijn eerste exposities van schilderijen bij de Farleigh Dickenson University in New Jersey. Het was in Rome dat Chinni zijn natuurlijke neiging ontdekte tot beeldhouwen. Zijn eerste stuk realiseerde hij in 1957. In 1959 had hij zijn eerste expositie van beeldhouwwerken in New York City, met stukken aangekocht door de stad Saint Louis en het Denver Art Museum. Tijdens de jaren ‘60 ontwikkelde Chinni een krachtige en expressieve benadering van de driedimensionale abstractie. Hij besloot zich te concentreren op de elementaire taal van de essentiële vormen. Door exposities in het Koninklijk Marks Gallery (1964), de Albert Loeb Gallery (1966), de Loeb-Krugier Gallery (1969) en door zijn deelname aan biënnales in het Whitney Museum, de Corcoran Gallery en de Carnegie International, werd Chinni’s reputatie stevig gevestigd. Vele shows in Europa vereisten zijn aanwezigheid aldaar. In 1969 keerde hij terug naar Italië om zich daar uiteindelijk permanent te vestigen, in een vervallen stadje in Toscane. In de jaren ‘70 ging Chinni experimenteren met interactieve totemistische elementen. Frontaal bekeken suggereren de abstracte elementen gebroken tektonische platen of de gescheurde schil van een zaad. In andere stukken werkte Chinni met clusters van cirkelvormige schijven of plaatachtige vormen. Hij vervolgde zijn succesverhaal met tentoonstellingen in het Musee d'Ixelle (Brussel), Museum Beeckestijn (Velsen) en de Bouma Gallerie (Amsterdam). Hij heeft belangrijke stukken gerealiseerd voor de Rockefeller Collectie, het Hirschorn Museum, het Whitney Museum of American Art en het Smithsonian Institute. Kort na zijn terugkeer naar de VS in de late jaren ‘70 dwong een familiecrisis hem om zijn creatieve activiteit te beperken. Wanneer in zijn gieterij in Italië door een fout zijn mallen worden vernietigd, lijkt zijn carrière afgelopen. Maar Chinni ging door en na zijn verhuizing naar Taos, New Mexico, bewerkte hij een aantal van zijn vroege stukken opnieuw. Zij ondergingen een feniksachtige wedergeboorte.