Johan Sietzema

Opleiding Johan Sietzema: Academie voor Beeldende Kunsten, Rotterdam en Hogeschool voor de Kunsten, Utrecht. De kunstenaar is lid van NKvB en AiNIN. Johan Sietzema neemt in de beeldende kunstsector een bijzondere plaats in door zijn aparte en natuurvriendelijke manier van werken. De relatie tussen mens en natuur is het bindende element in het werk van de kunstenaar. Hij bouwt en construeert met de middelen die het landschap hem aanreikt. Takken, twijgen en leem worden met behulp van ambachtelijke technieken bewerkt en verwerkt tot monumentale objecten. De objecten hebben een bijna archeologisch karakter, waardoor ze doen denken aan resten uit een prehistorisch tijdperk. Hij stapelt, schraagt en vlecht natuurlijke materialen tot bijvoorbeeld bouwsels die reconstructies lijken van primitieve woonvormen. Johan werkt altijd op de plaats van de opdracht. Hij maakt zoveel mogelijk gebruik van takken en grond uit de omgeving of hij gebruikt wilgentenen, die hij laat groeien op zijn eigen stukje grond. Het bouwen is dus plaats gebonden en omdat hij werkt met vergankelijke materialen zijn ze veelal tijdelijk van aard. De gedachte dat het materiaal na gebruik weer terugkeert tot zijn oorspronkelijke staat spreekt hem zeer aan. Zijn werken zijn vaak bouwsels en groeisels. Johan wil in eerste instantie de relatie tussen mens en natuur benadrukken, waarbij het landschap als drager van ons verleden geldt. Een van de centrale thema’s in zijn werk is de verwijzing naar de geschiedenis van het landschap waar hij werkt en de sporen die mensen daarin hebben achtergelaten. De projecten kunnen omschreven worden als een confrontatie tussen materiaal, het landschap en de kunstenaar, waarbij verwondering, eenvoud en herhaling essentiële begrippen zijn. Altijd krijgt het zoeken en uitbeelden van het bijzondere in het gewone zijn aandacht. Om zijn ideeën te kunnen realiseren is Johan in de leer geweest bij een mandenmaker, leembouwer, rietdekker, griendteler en boer. De uitstervende beroepen als mandenmaker en leembouwer houden nog een oerbesef levend. Hoewel hij de oude ambachtelijke technieken als uitgangspunt neemt, verandert hij deze wel, omdat hij nieuwe elementen wil toevoegen aan eeuwenoude ambachten. Vroeger waren zijn werken fragmenten, delen en details. In het laatste werk komen delen weer samen en vormen totaalbeelden, landschappen en bouwsels, waarbij het meest opvallende is, dat er eigenlijk meer wordt weggelaten, dan samengevoegd. Niet het object maakt het beeld, maar de omgeving, het gebruik van de leefwereld. Niet de massa maakt het beeld, maar de ruimte. Mensen doen vaak erg omslachtig om iets kleins duidelijk te maken, waardoor men voorbijgaat aan de kracht van de ruimte. Dag in, dag uit zijn mensen bezig sporen achter te laten en de mooiste worden met veel energie en kapitaal alweer uitgepoetst. Een schraal, zakelijk landschap blijft over. Met zijn werk probeert Johan de oude sporen en ervaringen te tonen. De beelden zijn wijzers om opnieuw de omgeving te ondergaan. Doordat het werk vaak een eenheid vormt met de omgeving, gebeurt het wel eens dat wethouders of bestuurders tijdens de opening van een expositie voorbijlopen aan zijn werk. Ze kunnen het niet vinden. Vooral het denk en doe proces is van groot belang bij zijn werk. Allerlei tekeningen, fotocollages en maquettes begeleiden en illustreren het ontstaan van een project. De vele instanties en bedrijven hebben de ingelijste tekeningen en de maquettes in hun bezit. Dit zijn op zichzelf al kunstwerken. Bij het begin van een project laat Johan de omgeving op zich inwerken en de plaatselijke natuur bepaald zo het uiteindelijke thema, de werkwijze en het materiaalgebruik. Hij bestudeert de geschiedenis van het gebied, de ontwikkelingen van het landschap en de sporen die de mens daar heeft achtergelaten. Hij tast de omgeving af naar sporen via het schetsen. In deze fase zijn de contacten met bewoners, boeren en archeologen van belang. Daarna verdiept hij zich in de ambachten die hij wil gaan gebruiken. Bij de keuze van het materiaal gaat Johan uit van de kwetsbaarheid van vergankelijke materialen. Deze vergankelijkheid is van groot belang bij zijn materiaalkeuze, omdat het proces van ontstaan, groei en vergaan essentieel is in zijn werk. Oermaterialen zoals griendhout, wilgentenen, leem, strohout, aarde, plaggen en klei hebben daarom ook zijn voorkeur. Naast het werken met takken en twijgen heeft Johan zich ook toegelegd op keramiek. Op vernieuwende wijze probeert hij oude baktechnieken toe te passen. Zo wordt een gevlochten wilgenhoutconstructie gebruikt om klei te schragen. De takken worden in brand gestoken en dienen tijdens het bakken als brandstof. Na het bakken is de klei hard en zijn de twijgjes zelf weg, maar hun vormen blijven in de gebakken klei aanwezig. Hij maakt keramiek op een manier, zoals vermoedelijk de aller oudste inwoners van de aarde dat deden.

Gouda
Leeuwarden - 1953
Ik weet meer over deze kunstenaar

Alle beelden van Johan Sietzema

Foto van Johan Sietzema