Gerrit Bolhuis
Gerrit Bolhuis volgde een opleiding aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus en studeerde van 1928 tot 1930 tekenkunst en vervolgens van 1930 tot 1934 beeldhouwkunst bij Jan Bronner en Hendrik Adriaan van der Wal aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam. Hij was de favoriete leerling van Bronner en in 1934 de winnaar van de Prix de Rome. Met het jaargeld van de Prix de Rome verbleef hij met zijn echtgenote, de kunstenares Annetje Meijs, drie jaar in Rome (het Nederlands Historisch Instituut) en in Parijs (het kunstenaarscomplex Cité Fleurie). Bolhuis vestigde zich na terugkomst in Nederland weer in Amsterdam, waar hij zijn hele leven zou blijven wonen. In 1938 meldde hij zich als lid bij de Amsterdamse afdeling van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, waar zijn lidmaatschap evenwel werd afgewezen. Zijn afwijzing leidde tot het zogenaamde "Bolhuis-incident", nadat zeven leden (o.a. John Rädecker en Han Wezelaar) hun lidmaatschap hadden opgezegd. Uiteindelijk kon Bolhuis toch toetreden en verkreeg hij nog vele opdrachten via de Kring Amsterdam. Hij was de gedoodverfde opvolger voor de positie van Bronner, maar werd in 1947 voor de post gepasseerd. Na de Tweede Wereldoorlog maakte hij verzets- en bevrijdingsmonumenten in Winterswijk, Epe, Beverwijk en Amsterdam. Bolhuis stierf in 1975 en werd begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. In 2009 werd in museum Beelden aan Zee in Scheveningen een overzichtstentoonstelling gewijd aan zijn werk.